Ecclesiastes 10

1Een dode vlieg doet de zalf des apothekers stinken en opwellen; alzo een weinig dwaasheid een man, die kostelijk is van wijsheid en van eer.
 dode vlieg Hebr. vliegen des doods doet stinken; dat is, elke dode vlieg doet stinken. De zin is: Ofschoon een vlieg maar een klein beestje is, zo doet het evenwel een welriekende olie of zalf stinken; te weten indien zij daarin valt en blijft liggen.
,
 de zalf des apothekers Dat is een zalf of olie, die door de apothekers kunstig toebereid en gemaakt wordt.
,
 alzo De zin is: Alzo is ook een weinig dwaasheid oorzaak dat een treffelijk beroemd man zijn eer en achting verliest.
,
 van wijsheid Dat is, vanwege zijn wijsheid en eer.
2Het hart des wijzen is tot zijn rechter hand, maar het hart eens zots is tot zijn linkerhand.
 Het hart des wijzen Dat is, een wijs man stelt zijn zaken wijselijk aan, alles tevoren in zijn hart wijselijk en wel overleggende. Men moet geenszins uit deze woorden besluiten dat Salomo hier wil zeggen, dat het hart der wijzen in hun boezem anders ligt dan der dwazen, want zo der wijzen als der dwazen hart ligt in het midden der borst, een weinig naar de linkerzijde aan strekkende. Het is een gelijkenis, genomen van de rechter en linkerhand, in het uitvoeren van enige zaak, hetzij wel of kwalijk. Het grootste deel der mensen gebruikt de rechterhand om iets wel en terdeeg te doen, zodat als iemand iets wel doet en met wijsheid die uit het hart komt zo schijnt het dat hij het hart aan de rechterhand heeft liggende, om zijn zaken wel te verrichten; integendeel, die zijn zaken niet wel, noch bekwamelijk of wijselijk uitricht, schijnt dat hem het hart links ligt.
,
 is tot zijn linkerhand Dat is, hij stelt zijn zaken dwaaslijk aan.
3En ook wanneer de dwaas op den weg wandelt, zijn hart ontbreekt hem, en hij zegt tot een iegelijk, dat hij dwaas is.
 zijn hart ontbreekt Dat is, zo blijken en openbaren zich de gebreken van zijn hart.
,
 hij zegt Dat is, hij geeft openlijk genoeg te kennen te weten, door zijn gang, gelaat, kleren en gebaren dat hij niet wijs is.
,
 tot een iegelijk, Dat is, tot alle man, die hem over straat ziet gaan of wandelen. Anders: van een iegelijke die dwaas is.
4Als de geest des heersers tegen u oprijst, verlaat uw plaats niet; want het is medicijn, het stilt grote zonden.
 de geest des heersers Dat is, de toorn. Zie de aantekening Jdg 8:3 .
,
 uw plaats niet; Dat is, uw beroeping, ambt, staat, betrekking. Anders: verlaat uw plaats niet; dat is: betoon en gedraag u gelijk het een onderzaat betaamt, namelijk deemoedig en nederig.
,
 medicijn, Anders: zachtigheid of zachtzinnigheid, dat is, zachtzinnige toegeving stilt, enz.
,
 stilt grote zonden Die anders een regent in zijn toorn aan u zou mogen begaan; daarom, zoek liever met zoete woorden zijn toorn te vermurwen of te verzachten. Het kan ook in deze zin genomen worden: zachte en ootmoedige woorden stillen, dat is komen voor, of nemen weg, of bedekken, grote beledegingen of misdaden, die gij aan de prins moogt begaan hebben.
5Er is nog een kwaad, dat ik gezien heb onder de zon, als een dwaling, die van het aangezicht des oversten voortkomt.
 dwaling, Dat is een grote fout, als zijnde fouten, die herkomen van de prinsen of groten des lands. Want hoe groter of hoger iemand verheven is, des te groter en schadelijker zijn ook de fouten die hij begaat.
,
 voortkomt Dat is, begaan wordt.
6Een dwaas wordt gezet in grote hoogheden, maar de rijken zitten in de laagte.
 Een dwaas Of, de dwazen, dat is lomperds, die geheel onbekwaam zijn om anderen te regeren en ambten te bedienen, worden verheven tot staten en ambten. Het belieft God somtijds dat dusdanige landen en steden zullen regeren, om alzo dezelve te plagen. Hebr. de dwaasheid wordt, enz.; dat is, zulk een mens, die de dwaasheid zelf is.
,
 in grote hoogheden, Of, in vele hoogheden.
,
 de rijken zitten Te weten, in wijsheid, of die zinrijk zijn, of die rijk zijn en tegelijk wijs; dat is, die verstand en wetenschap genoeg hebben om de ambten wel te bedienen.
,
 in de laagte Dat is, in een lage plaats, in nederheid.
7Ik heb knechten te paard gezien, en vorsten, gaande als knechten op de aarde.
 knechten te paard Dat is, zulken, die een knechtelijk onwijs gemoed hadden, of die van knechten en slaven afkomstig waren.
,
 vorsten, gaande als knechten Dat is, kloeke en verstandige mannen die zodanig een gemoed hadden als de prinsen hebben, of behoorden te hebben.
,
 op de aarde Dat is, te voet gaan, ja zelfs anderen dienen.
8Wie een kuil graaft, zal daarin vallen; en wie een muur doorbreekt, een slang zal hem bijten.
 Wie een kuil graaft Dat is, wie tegen iemand anders ongelijk berokkent, die zal het kwalijk gaan door Gods rechtvaardig oordeel. Salomo wijst in dit en in het Pro 10:9 , aan, met vier gelijkenissen, hoe schadelijk de onvoorzichtigheid is. Zie Psa 62:4 .
,
 een slang zal hem bijten De slangen liggen gemeenlijk in de reten en spleten, of in de gaten der muren; als men de muren afbreekt, zo komen zij te voorschijn en bijten of steken degenen, die zij het eerst vinden. Het schijnt dat Salomo hier wil zeggen dat zij, die de wetten en ordinantien der kerk, of politieke wetten verbreken, niet ongestraft zullen blijven.
9Wie stenen wegdraagt, zal smart daardoor lijden; wie hout klieft, zal daardoor in gevaar zijn.
 stenen Te weten grote stenen, die hem te zwaar zijn om te verroeren. Anders: de stenen die zijn nabuurs landpalen van de zijne onderscheiden om alzo zijn akker te vergroten. Zie Deu 27:17 .
,
 wegdraagt, Of, verzet.
,
 zal smart daardoor lijden De zin is: Gelijk degenen, die zware stenen verheffen of verwentelen, of van de ene plaats tot de andere dragen, zware arbeid doen, alzo hebben alle ambten en bedieningen hun zwarigheid.
,
 in gevaar zijn Alzo dat hij in het klieven zijn hand of voet of een ander lid van zijn lichaam lichtelijk zal kwetsen of bezeren. Anders: hij zal daardoor warm worden. In deze betekenis wordt het Hebreeuwse woord genomen, 1Ki 1:2 . De zin is: Zwaarwichtige zaken worden niet uitgevoerd dan met grote moeite, veel zweet en zwarigheid.
10Indiën hij het ijzer heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet, dan moet hij meerder kracht te werk stellen; maar de wijsheid is een uitnemende zaak, om iets recht te maken.
 hij Te weten, die met een stompe bijl hout wil klieven.
,
 het ijzer Dat is, een ijzer werktuig, hetzij een bijl, of dergelijk instrument.
,
 de snede niet Hebr. het aangezicht; dat is het voorste deel dat het hout klieft.
,
 dan moet Hebr. dan moet hij de krachten versterken.
,
 maar de wijsheid Dat is: maar de wijsheid is de beste hulp om iets terdeegs goed te maken. Anders: maar de wijsheid is een treffelijke beslechting; dat is, als men iets recht en wel verrichten wil, zo is het met geweld niet te doen, gelijk als wanneer men hout klieft, maar met wijsheid en verstand.
11Indiën de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder.
 eer der bezwering Of, voor de bezwering, eer zij bezworen wordt. Hebr. zonder bezwering.
,
 is er geen nuttigheid Dat is, alsdan helpt de bezweerder zijn bewerking niet, maar hare steek is dodelijk. Zie Psa 58:5 , en Psa 140:4 . Hebr. zo is er niets overig voor de meester der tong; dat is voor dien die zijne tong tot bezwering gebruikt. Zie dergelijke manier van spreken Gen 14:13 ; Psa 140:12 .
,
 bezweerder Versta hierbij: Alzo helpt het een onderzaat niet, dat hij alsdan eerst zijn prins met smekende woorden zoekt te vermurwen, nadat de prins begonnen heeft hem in zijn toorn te straffen. En alzo voorts in het algemeen, dat het tevergeefs is middelen te gebruiken tegen het kwaad als het te laat is. Anders: indien de slang bijt, niet bezworen zijnde, zo is de klapper niet beter.
12De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelven.
 zijn aangenaam; Hebr. zijne gunst; dat is, zij maken een wijze man aangenaam, en dienvolgens zijn ze hem bevorderlijk en voordelig.
,
 verslinden hemzelven Dat is, zij brengen hem in verdriet.
13Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid.
 zijns monds Dat is, de woorden zijns monds.
,
 is boze dolligheid Dat is, schadelijke dolligheid, namelijk omdat zijne dolligheid meer en meer toeneemt.
14De dwaas maakt wel veel woorden; maar de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven?
 De dwaas Dat is, hij maakt wel veel gepraat van hetgeen hij voorheeft te doen, zeggende tot anderen hoe en wat hij al doen wil, alsof hij kon uitvoeren al wat hij wil of voorneemt. Maar hij zal zich bedrogen vinden in zijn ijdele hoop. Zie Jam 4:13-14 .
,
 wat na hem Of, hoe.
15De arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad te gaan.
 een iegelijk van hen moede Hebr. hem; een iegelijk van hen.
,
 dewijl zij niet weten Dat is, een zot mag vergeleken worden met dengene, die naar een stad willende gaan, de weg niet weet en derhalve met veel moeite door kromme wegen derwaarts gaat. De zin is: Hij weet niet hoe of op wat wijze hij zal uitvoeren hetgeen hij voorgenomen heeft. Anderen nemen de woorden van het vers in deze zin: De zotten, of vele onverstandige mensen, bekommeren zich met veel zware hoogwichtige zaken, waar zij zichzelf zeer in kwellen, daar zij toch gemene dingen niet weten noch verstaan, zijnde zo bekend als de straat, of weg naar een stad toegaande, die de kinderen en slechte lieden zelfs bekend is. Het schijnt een spreekwoord te zijn. Waardoor grote onwetendheid wordt te kennen gegeven.
16Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten!
 land, welks koning Dat is, gij inwoners des lands.
,
 een kind is, Hetzij in jaren, of in verstand.
,
 vorsten Dat is, raadsheren, ambtlieden, rechters en dergelijke hoge ambtdragende personen.
,
 tot in den morgenstond Dat is, ter onbekwamer tijd: te weten te dien tijde als zij behoorden terecht te zitten en raad te houden; zie Jer 21:12 .
,
 eten Dat is, goede sier maken en banketteren.
17Welgelukzalig zijt gij, land! welks koning een zoon der edelen is, en welks vorsten ter rechter tijd eten, tot sterkte en niet tot drinkerij.
 een zoon der edelen is, Dat is, die van edele stam en afkomst is. Versta hierbij, en die in godzaligheid, wijsheid en alle deugd is opgevoed. Hebr. een zoon der witten; dat is der edelen, die witte kleren plachten te dragen. Zie Neh 2:16 ; Pro 22:29 worden de onedelen genoemd verduisterden.
,
 ter rechter tijd eten Dat is, te dien tijde als men gewoon is te eten; te weten nadat men zijn noodwendige zaken heeft uitgericht.
,
 tot sterkte Dat is, om het lichaam te versterken, niet om dronken te worden.
18Door grote luiheid verzwakt het gebint, en door slapheid der handen wordt het huis doorlekkende.
 grote luiheid Hebr. twee luiheden; dat is dubbele luiheid, of luiheid van beide handen.
,
 verzwakt het gebint Anders: zinken de balken; dat is, gaat het huis teniet, en alles gaat verloren.
,
 door slapheid der handen Of, nederlating.
,
 wordt het huis doorlekkende Of, verlekt het huis. Versta hierbij, hoeveel meer zal het land te schande komen, in hetwelk onachtzame en tot alle ongerechtigheid begeven prinsen regeren.
19Men maakt maaltijden om te lachen, en de wijn verheugt de levenden, en het geld verantwoordt alles.
 Men maakt Hebr. zij zijn makende.
,
 maaltijden Hebr. brood, gelijk Dan 5:1 .
,
 lachen, Dat is, tot vrolijkheid, om lustig en vrolijk te zijn.
,
 de levenden, Of, het leven.
,
 verantwoordt alles Of, het geld doet alles antwoorden; dat is, het maakt dat ieder ding daar is. Elk ding staat onder de gehoorzaamheid des gelds, derhalve behoorde zich een ieder te benaarstigen dat hij door zijn arbeid en door behoorlijke middelen iets mocht vergaderen en in voorraad hebben.
20Vloek den koning niet, zelfs in uw gedachten, en vloek den rijke niet in het binnenste uwer slaapkamer; want het gevogelte des hemels zou de stem wegvoeren, en het gevleugelde zou het woord te kennen geven.
 in uw gedachten, Of, in uw geweten of hart. alsof hij zeide: Al gaat het aldus toe in de hoven der koningen en prinsen, denk en spreek evenwel niet kwalijk van hen; ja zelfs niet in het binnenste en geheimste van uw huis.
,
 want het gevogelte Dat is, het zal niet lang verborgen blijven, al zouden het de vogelen des hemels uitbrengen. De koningen en prinsen hebben vele oren en vele ogen, gelijk zij ook lange handen hebben.
,
 wegvoeren, Te weten tot de koning, die het wonderbaarlijk zou wijs worden.
,
 het gevleugelde Hebr. de heer, of de bezitter der vleugelen, of der vederen; dat is die vleugelen hebben; gelijk Pro 1:17 .
,
 het woord Of, de zaak.
,
 te kennen geven Te weten aan de koning, die u straffen zou, vernemende dat gij hem gevloekt hebt.
Copyright information for DutSVVA